The Library
Zelfs sterren moeten op een dag sterven, zij het meer gewelddadig en dramatisch dan de meeste mensen. Want ook zij zijn onderhevig aan de wet die stelt dat alles wat begint ook ooit tot een einde moet komen.
6.9.1.7De mens is middels zijn meest innerlijke wezen – zijn mysterieuze Overzelf – met God verbonden. Het Overzelf is onveranderlijk en onsterfelijk. Het is eeuwig.
6.9.1.14Alle dingen en alle wezens worden gekenmerkt door het duistere feit dat ze na verloop van tijd verdwijnen, een vluchtig bestaan hebben en – in absolute zin – niet werkelijk bestaan. Ze verschijnen voor een tijdje, lijken substantieel en vol betekenis, maar zijn in wezen niet meer dan langdurige illusies. Als dit het hele verhaal zou zijn, zou het ruimschoots aanleiding geven tot weemoedigheid, maar zo is het niet. Want dát waar zij vandaan kwamen en weer naar toe gaan, dat gaat nooit voorbij. Dat is het Werkelijk Bestaande, het Bewustzijn waar het universum, waar wij deel van uitmaken, uit voort is gekomen. Daar komt ook het beste en hoogste in elk levend wezen vandaan. Als we er naar op zoek gaan en het vinden, keren we weer terug bij onze oorsprong. Op deze manier beschouwd, verdwijnen we dus niet. Alle uiterlijke vormen gaan uiteindelijk verloren, maar het wezenlijke in hen blijft behouden.
6.9.1.19Te sterven door in het niets te verdwijnen is één ding, maar te sterven door te transformeren naar een andere vorm van bewustzijn is iets volledig anders. Dat laatste is wat er gebeurt wanneer het lichaam sterft.
6.9.1.21We zouden blij moeten zijn dat we niet het eeuwige leven hebben. Dat is een angstaanjagende gedachte. Als er geen dood zou zijn zouden we, gevangen in ons lichaam, steeds maar doorgaan, terwijl we alles al zouden hebben uitgeprobeerd wat aanvankelijk veelbelovend leek maar uiteindelijk op niets uitliep. Nee, het is goed dat we, zoals Plato zei, tenslotte uit onze fysieke tombe bevrijd worden, en in staat zullen zijn een periode van waardige rust te genieten voordat we weer terugduiken in de volgende reïncarnatie.
6.9.1.23Wat wij mensen meemaken in ons fysieke leven lijkt zó echt, zo duurzaam en zo intiem – maar het is slechts een kort hoofdstuk in de immens grote tijdspanne van onze kosmische cyclus.
6.9.1.25Middels het innerlijke werk van de filosofie kunnen we ons van de angst voor de dood bevrijden, of die dood nu door ouderdom veroorzaakt wordt of door oorlogsgeweld.
6.9.1.32Zo lang we alleen maar naar ons kleine ego luisteren en de stem van het Overzelf ongehoord en ongekend laten, zo lang zal onze listigheid en voorzichtigheid ons van weinig nut blijken te zijn op het einde, wanneer we ons lichaam moeten verlaten en onze geest moet terugkeren naar zijn eigen werkelijke thuis.
6.9.1.35Er komt een tijd dat wij intuïtief voelen of op medisch gronden weten dat wij aan de laatste maanden of jaren van ons leven zijn begonnen – en dat wij ons zouden moeten voorbereiden op de dood. Wij voelen een toenemende aandrang ons uit het wereldse leven terug te trekken. Onze activiteiten, verlangens, genoegens en alles waar we aan gehecht waren, moeten meer en meer plaatsmaken voor berouw, verering, gebed, ascese en spirituele herinnering. Het is tijd om thuis te komen.
6.9.1.37Wij, die een hoge leeftijd hebben bereikt, met breekbare botten, gerimpelde huid en grijze haren, kunnen denken dat dit een deprimerende ervaring is. Maar, zoals met elke andere situatie in het leven, is er een andere manier om ernaar te kijken – misschien wel om ons lijden te compenseren. En dat is om alles wat we gedurende ons leven geleerd hebben samen te vatten en ons voor te bereiden voor de volgende incarnatie, zodat we beter toegerust zijn aan onszelf te werken wanneer die tijd komt.
6.9.1.44Het leven is een voorbereiding op de dood, net zoals de dood een voorbereiding is op de herintrede in het leven.
6.9.1.47Dat deel van ons dat onsterfelijk is en niet vernietigd kan worden ligt diep in ons verscholen. De wijze ontmoet het voordat hij sterft en laat er zijn bewustzijn in zetelen. Anderen ontmoeten het in een bepaalde fase na hun dood.
6.9.1.49Als de vastgestelde tijd daar is wordt er afstand gedaan van het lichaam, maar de geest blijft. Zij beweegt zich door verschillende ervaringen en aan het eind daarvan slaapt ze haar roes uit. Na een tijdje ontwaakt ze volledig verfrist. Dan komen de oude neigingen langzaam weer tot leven en keert ze terug naar deze wereld om in een nieuwe omgeving een nieuw lichaam aan te trekken.
6.9.1.51Omdat het Overzelf buiten de tijd staat, staat het ook buiten alle gebeurtenissen. Er gebeurt niets in of met het Overzelf.
6.9.1.53Als we dood gaan neemt ons bewustzijn een andere vorm aan, maar gaat niet geheel op in leegte, noch keert het terug tot stof, zoals de fysieke hersenen. Neen! Het overleeft omdat het de essentie van de mens is.
6.9.1.57… Het is niet de vernietiging die we moeten vrezen, want dat zal nooit gebeuren, maar veeleer het kwaad in onszelf en de pijn die daar net zo onvermijdelijk op volgt, als een schaduw een mens op een zonnige dag.
6.9.1.58,Wie bevrijd is van de verlangens van het aardse zelf, en van de begeerten van het onbewuste zelf, hoeft – na overgegaan te zijn in de buitenlichamelijke staat – hier niet meer terug te keren.
6.9.1.60Het leven tussen incarnaties bestaat uit een droomachtige staat, gevolgd door een periode die lijkt op diepe slaap. Als we daaruit wakker worden is er echter geen enkele herinnering meer aan de voorgaande incarnatie.
6.9.1.61Het verschil tussen het leven van alledag en zoals het zich tussen incarnaties in laat zien, is dat we hier een duidelijke mix van twee werelden beleven – de mentale en die van de verschijnselen – terwijl dáár alleen de eerste van die twee bestaat.
6.9.1.62Ná de dood gaan we – net als ervóór – door droomstadia en stadia van diepe slaap.
6.9.1.63Met het begrip van wat het leven is ín het lichaam, komt de kennis van wat het leven is zónder het lichaam, de dood. Beiden bestaan in het hogere bewustzijn, dat hun werkelijkheid is.
6.9.1.64Er is een duurzame en werkelijk bestaande wereld die door de vluchtige droom van het leven aan het zicht onttrokken wordt. Op het moment van sterven ontwaken alle mensen uit die droom, maar slechts enkelen zijn in staat te voorkomen dat ze meteen in de volgende droom – de astrale – vallen. Dat zijn degenen die er tijdens hun leven naar gestreefd hebben om in hun lagere zelf te sterven. Het zijn de mystici die de realiteit achter de droom betreden.
6.9.1.66Elk onvervuld verlangen fungeert als een magnetische kracht die ons na elke dood weer terug naar de aarde brengt.
6.9.1.69Onze zorgen zijn slechts van voorbijgaande aard, terwijl onze spirituele hoop de incarnaties overleeft en de ruimte ertussen overbrugt.
6.9.1.73De droomachtige vooruitgang na de dood is niet zonder waarde. Voor elke wedergeboorte worden wij herinnerd aan de werkelijke betekenis van het aardse leven.
6.9.1.75De lessen die het aardse leven ons dwingt te leren zijn zó moeilijk, het lijden zó zwaar, dat het alleen maar eerlijk is om te stellen dat de gelukzaligheid waar we in terecht zullen komen na het verlaten van het aardse leven, of zelfs nu al in mystieke toestand, er ruimschoots tegen op weegt.
6.9.1.77Hoe kort is de rustperiode die een dier nodig heeft tussen twee wedergeboortes in vergelijking tot een mens! In het geval van een dier gaat het om maanden, terwijl het bij mensen om méér jaren gaat dan het leven duurde dat iemand op aarde heeft gehad.
6.9.1.79Tijdens de eerste dood verlaten we ons lichaam en tijdens de tweede ons ego. Maar dat is niet het einde. In het Overzelf vinden we ons uiteindelijke wezen.
6.9.1.82Wat er gebeurt wanneer ons leven ten einde loopt en als een kaars wordt uitgeblazen, is afhankelijk van ons karakter, het bewustzijnsniveau waarop we ons het vaakst bevonden hebben, de mate waarin we ons op de dood hebben voorbereid en onze laatste gedachten.
6.9.1.83Ik ben er een aantal keren getuige van geweest dat een hoog ontwikkelde ziel overging naar een ander bewustzijnsgebied, het proces dat we de dood noemen. Zij verspreidden geestelijke zonneschijn, zodat hun geliefden die aan het bed stonden het voelden als een troostend tegenwicht tegen hun natuurlijke menselijke verdriet. De waarheid dat de dood, deze universele natuurlijke gebeurtenis, daadwerkelijk een transitie kan zijn naar een lichter, gelukkiger en vrijer bestaan, maakte indruk op hen.
6.9.1.84De anonieme jonge vliegenier die vlak voordat hij sneuvelde aan zijn moeder schreef: “Ik heb geen angst voor de dood; alleen een vreemde opgetogenheid”, bezat méér dan alleen maar moed. Op dat ogenblik athans, had hij zijn identificatie met het lichaam ingewisseld voor identificatie met de geest.
6.9.1.85De aspirant, wiens pogingen om tijdens zijn leven innerlijke vrijheid en vereniging met het Overzelf te bereiken door het lot of door de omstandigheden leken te worden teniet gedaan, kan ze tijdens zijn of haar sterven alsnog met succes beloond zien. Want, op hetzelfde moment dat het bewustzijn uit het lichaam verdwijnt, verenigt het zich met het Overzelf.
6.9.1.86Als er enige vorm van bewustzijnsverlies plaatsvindt tijdens de verandering die dood genoemd wordt, duurt dat maar even, net zo kort als of korter dan een nachtje slapen. Veel overledenen weten op het moment van sterven niet wat er is gebeurd en geloven dat ze nog steeds fysiek in leven zijn, want ze zijn net als vóór hun dood nog steeds in staat anderen te zien en te horen en dingen aan te raken. Maar deze ervaringen zijn nu volledig immaterieel en vinden plaats in een geest die weliswaar bewust is, maar geen fysieke basis meer heeft.
6.9.1.88De dood is één grote openbaring. In de levendige maar droomachtige ervaring die erop volgt, krijgen wij te zien wat we werkelijk met ons aardse leven hebben gedaan, wat wij ermee hádden moeten doen en wat wij nalieten te doen.
6.9.1.92Precies op het moment dat de levenskrachten wegebben en de dood nadrukkelijk op de voorgrond treedt, kan de lang gezochte maar zelden gevonden staat van verlichting zich manifesteren en het hele proces begeleiden.
6.9.1.94Het stervensproces kan de vervulling zijn van dat waar de zoeker jarenlang naar gestreefd heeft...
6.9.1.95,Er is een specifiek moment tijdens iemands stervensproces wanneer het Overzelf het helemaal overneemt. Maar als hij onwillekeurig en door ingesleten gewoonten aan zijn lagere natuur blijft vasthouden, dan wordt het proces slechts gedeeltelijk overgenomen; wat overblijft zit gevangen in zijn kleinheid.
6.9.1.96Wanneer wij dit leven verlaten trekt de geest zich diep in het centrum van ons wezen terug, tenzij ons karma, onze aspiraties, of ons ontwikkelingsniveau dat verhinderen.
6.9.1.99Ik heb op het gezicht van sommige stervende of net overleden personen een uitdrukking van vreugdevolle innerlijke rust gezien die de gevoelige toeschouwer niet alleen geruststelt over hun innerlijke toestand op dat moment, maar ook over de toestand na de dood.
6.9.1.102De buitengewone gebeurtenis van het sterven en het verlaten van het lichaam onderbreekt onze zoektocht niet.
6.9.1.106Het is paradoxaal dat het moment van ons overlijden automatisch ons hele verleden tot leven brengt. We moeten het allemaal nog eens overdoen, dit keer vanuit een ander standpunt, aangezien de zelfzuchtige, gekleurde en verstorende werking van het ego nu afwezig is. Nu bezien wij het leven vanuit een onpersoonlijk en ongekleurd standpunt. Met andere woorden, wij zien de feiten zoals ze werkelijk zijn, hetgeen betekent dat wij onszelf zien zoals we werkelijk zijn...
6.9.1.113,Het zou onjuist zijn te beweren dat de terugblik van beelden uit ons leven die we vlak voor onze dood te zien krijgen enkel een gelijktijdige mentale overdracht zou zijn van onszelf naar de personen met wie we gedurende ons leven in contact hebben gestaan. Wat er werkelijk gebeurt is een overdracht van het valse ego nar het ware Zelf, van het persoonlijke naar het onpersoonlijke. Het is het inzicht in de ware betekenis van elke episode in ons leven, gezien vanuit een hoger standpunt.
6.9.1.114Al onze eigendommen laten we achter wanneer we deze wereld verlaten. Elk lichamelijk bezit, hoe waardevol ook, en zelfs elke menselijke verbinding, hoe geliefd ook, wordt ons abrupt ontnomen door de dood. Dit is de universele en eeuwige wet die was, is en altijd zal zijn. Er is geen enkele manier om deze wet te ontlopen of te overwinnen. Tóch zijn er mensen die – in een enkel bijzonder geval – aan deze totale scheiding ontsnappen. Dat zijn degenen die tijdens hun aardse leven de inspiratie van een overleden meester of de omgang met een levende meester zochten en vonden. Zijn geestelijke beeld zal levendig bij hen opkomen in hun laatste momenten op aarde, om hen veilig naar de eerste fase van een bestaan na de dood te leiden, om hen uitleg te geven en gerust te stellen over de onbekende nieuwe omstandigheden.
6.9.1.115Wij mogen ons dwaze gedrag, onze domme vergissingen of onze vleselijke zwakheid betreuren, maar op dit soort doodsmomenten hebben we wèl de mogelijkheid in wijsheid en vrede te sterven. Ja, die kans wordt ons geboden, maar we moeten hem wel grijpen door ons te concentreren op het hoogst dat we kennen.
6.9.1.120De dood kan hogere perspectieven openen voor de mens die dit bestaan in vertrouwen verlaat, die het Overzelf vertrouwt en zichzelf overgeeft aan haar leiding zonder vast te houden aan het lichaam dat achtergelaten dient te worden.
6.9.1.121Het is beter bij vol bewustzijn uit het fysieke lichaam te treden, dan in een toestand van narcose. Dit geldt in het bijzonder voor spirituele leerlingen. Maar bij grote pijn mag plaatselijke verdoving geen bezwaar zijn.
6.9.1.122Pas in de laatste paar dagen, uren of minuten van hun leven ontdekken de meeste mensen dat het waar is dat wanneer de ene vorm van leven hen en hun lichaam verlaat er een andere levensvorm voor hen wordt geopend.
6.9.1.123Op zijn sterfbed kan een gelovige worden bevestigd in het geloof dat zijn god, goeroe of verlosser hem tegemoet zal komen om hem naar de hogere wereld te leiden.
6.9.1.125Drenkelingen die gered werden en overleefden kunnen vertellen hoe voor hun gevoel de tijd terugliep en hun hele leven zich opnieuw voor hen afspeelde. Dit is niet alleen hún ervaring, zij zal door iedereen die de poort van de dood passeert gedeeld worden.
6.9.1.126De leerling heeft geleerd dat de dood van het lichaam los staat van het bewustzijn, dat zonder het lichaam onveranderd verder leeft. Maar wanneer de dood het lichaam opeist van iemand die wij liefhebben, zal ons geloof op de proef worden gesteld. Op zo'n moment moeten wij in gedachten houden dat de geliefde in feite een hoger ontwikkelde levensfase heeft bereikt.
6.9.1.133… De geliefde is nu overgegaan naar een sfeer waar blijdschap, gelukzaligheid, troost en rust op een niveau bestaan waar we ons alleen maar een voorstelling van kunnen maken, maar die hier op aarde niet te vinden is. We kunnen er zeker van zijn dat de geliefde zich echt in een betere wereld bevindt, waar alleen de mooie kanten van het leven bestaan en waar lelijke en ongepaste dingen niet kunnen voorkomen. Het is op zo'n moment het beste om in het diepste van onze meditatie zo nu en dan een liefdevolle herinnering op te halen…
6.9.1.137,Degene die het geluk van een goed huwelijk heeft gekend zou niet kwaad op de Voorzienigheid moeten worden wanneer zijn partner wordt weggenomen. Hetzelfde karma dat de twee tezamen bracht, brengt de relatie ook weer ten einde – maar dat is slechts tijdelijk. Wanneer op stille ogenblikken de ene geest tot de andere spreekt lijkt er niet echt sprake van verlies. Diepe liefde en kameraadschap scheppen een aantrekkingskracht die hen te zijner tijd weer ergens tezamen zal brengen. Velen voelen dit diep van binnen.
6.9.1.141Een crematie is een duidelijke uitdaging die inlevingsvermogen vergt. Als we werkelijk geloven dat het ware zelf van de mens de ziel is, of zelfs als we geloven dat het denkvermogen van de mens zijn ware zelf is, dan is er niets tegen crematie – integendeel, dan is het volledig gerechtvaardigd. Het begraven van dode lichamen is alleen gepast voor materialisten, dat wil zeggen voor degenen die geloven dat onze denkkracht een product is van onze hersenen.
6.9.1.143Ik beveel crematie aan als methode om het lichaam van een overledene een laatste rustplaats te geven. Tussen de dood en het moment van crematie zou een interval van drie dagen in acht genomen moeten worden, want dat is de overgangsperiode waarbinnen de geest het lichaam verlaat.
6.9.1.144… Een verstandige begrafenis zou volledig privé dienen te zijn. Een verstandige begrafenisdienst zou er één zijn om de herinnering aan de overledene te herdenken en niet in het bijzijn van de dode moeten worden gehouden, maar zónder deze. Een verstandige manier om over het dode lichaam te beschikken zou crematie dienen te zijn, geen ter aarde bestelling. De psychische en spirituele gezondheid van de gemeenschap vereist het afschaffen van kerkhoven.
6.9.1.145,De dood van het lichaam betekent nog niet de dood van de geest…
6.9.1.154,Er zijn mensen die we gewoon kunnen zien en er zijn mensen die weliswaar leven, maar voor ons onzichtbaar zijn. Geen van hen gaat ooit verloren, niemands bewustzijn wordt ooit vernietigd, alleen de lichamen.
6.9.1.176De les dat wij niet ons lichaam zijn, leren wij in deze tijd middels onze ratio en intelligentie, zoals we dat vroeger door middel van onze gelovige gevoelens deden.
6.9.1.179Er zijn twee soorten onsterfelijkheid (zo lang het lagere zelf het bewustzijn overheerst): ten eerste de “eindeloze” evolutie van het zich door al haar talrijke manifestaties geleidelijk aan ontwikkelende ego; en, ten tweede, de echte onsterfelijkheid van het altijddurende, onveranderlijke Echte Zelf – of Overzelf – dat de grondslag vormt voor de eerste en haar in stand houdt.
6.9.1.181,… De ongelijkwaardigheid en onrechtvaardigheid waardoor velen geplaagd worden, wordt later allemaal door de wet van karma in evenwicht gebracht. Elk mens krijgt precies datgene terug wat hij of zij gegeven heeft. Er is dus wel degelijk rechtvaardigheid in de wereld, ondanks de schijn van het tegendeel…
6.9.1.181,Elk mens behoudt zijn of haar individualiteit tijdens en na het teloorgaan van de lichaamsgedachte…
6.9.1.181,… Wij moeten begrijpen dat hemel en hel zich diep in het hart bevinden en geen plaatsen zijn waar we naar toe gaan…
6.9.1.182,Onze persoonlijkheid zal na de dood verder leven, maar is niet onsterfelijk. Het 'ik' dat ons stoffelijke lichaam overleeft zal op een dag worden overleefd door het diepere 'ik' dat wij mensen nog moeten ontdekken.
6.9.1.183Als de dood de prijs is die we voor ons verblijf in de tijd- en ruimtewereld dienen te betalen, dan zou een wereld zonder ruimte en tijd, waar geen “hier” en geen “daar”, geen “later” en geen “nu”, en geen overgang van het ene stadium naar het andere zou zijn, ook een wereld zijn die nooit vergaat…
6.9.1.184,Degenen die deze leer hebben bestudeerd geloven niet langer dat de dood het einde voor hen betekent, zelfs niet wanneer hun lichaam sterft. Voor hen is het zowel een logische als een biologische waarheid dat hun innerlijke persoonlijkheid zal overleven en hun geest zijn bestaan zal voortzetten.
6.9.1.185Bij onze dood gaat ons eigen leven op in dat van het universum. Het is daar net zo zeker als toen het in ons was. Het gaat niet verloren. Daarna verschijnt het in een andere vorm, in een ander lichaam.
6.9.1.187
23 jan 2017
21 jul 2012
12 dec 2016
23 jul 2011
6 mei 2019
26 aug 2016
2 mei 2018
22 jan 2015
20 jan 2015
15 apr 2015
31 mei 2023
3 maa 2012
29 mei 2011
19 dec 2023
8 aug 2013
22 jun 2011
26 aug 2022
23 nov 2016
5 aug 2024
10 aug 2023
16 mei 2014
2 apr 2012
14 jun 2014
9 okt 2011
31 dec 2013
21 jan 2024
8 maa 2019
16 aug 2017
5 aug 2017
31 aug 2017
31 maa 2023
26 nov 2010
28 nov 2012
20 mei 2018
3 jan 2011
21 apr 2019
9 aug 2011
23 feb 2023
22 maa 2019
22 maa 2021
31 okt 2016
13 aug 2018
30 jun 2024
20 nov 2011
4 apr 2011
19 mei 2023
6 jul 2020
16 sep 2015
27 okt 2015
31 dec 2015
17 jan 2023
13 feb 2014
17 okt 2024
14 jun 2022
14 jul 2024
21 sep 2021
2 nov 2013
27 jun 2018
12 jan 2011
14 mei 2016
19 jun 2024
10 aug 2012
29 mei 2016
8 aug 2021
3 dec 2017
31 mei 2017
The notebooks are copyright © 1984-1989 The Paul Brunton Philosophic Foundation
This site is run by Paul Brunton-stiftelsen · info@paulbruntondailynote.se